De term antroposofie komt van de Griekse woorden antropos (mens) en sofie (wijsheid) en is opgericht door Rudolf Steiner, een oostenrijkse denker, in het begin van de 19e eeuw. Wellicht ken je de antroposofie van de waldorfscholen/vrije scholen.
Antroposofie geeft mij als muziektherapeut naast de wetenschappelijke kennis een extra perspectief waarmee ik de mens als geheel zie.
Een (antroposofisch) muziektherapeut kijkt naar de muzikale uitingen, de sociale en de individuele symptomen van de stoornis/het probleem/de uitdaging. Door holistische naar de mens te kijken, kunnen er balansen en disbalansen naar voren komen. In de therapie wordt vervolgens gewerkt aan een (nieuwe) balans vinden.
“De antroposofische kijk op mensen gaat ervan uit dat er drie processen te onderscheiden zijn: het denken (hoofd), voelen (hart) en willen (handen). Als er balans is tussen alles wat je denkt, voelt en wilt, kun je op een gezonde manier functioneren. Maar als die er niet meer is door bijvoorbeeld een verstandelijke beperking, een psychiatrisch probleem of een verslaving, is het wenselijk om de balans tussen het denken, voelen en willen te herstellen. Zo wordt de gezonde balans tussen body, mind & soul gestimuleerd en versterkt.
Voor de kwaliteit van leven is aanpassingsvermogen belangrijk. Zodat je jezelf kan aanpassen aan de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. En dat je kan bepalen op wat voor manier je daarmee omgaat. Dat idee wordt ‘positieve gezondheid’ genoemd. Daarmee versterk je het gezonde en bied je groeimogelijkheden. Zo blijf je respectvol omgaan met de unieke kwaliteiten van iedereen.” (bron: www.lievegoed.nl)
Het ondersteunen van het genezingsproces kan verdeeld worden in twee vormen:
- salutogenese: waarbij we ons richten op het versterken van de gezonde krachten, zodat iemand zelfgenezend vermogen ontwikkeld.
- pathogenese: hierbij gaat het erom dat je door de pijn en het probleem heen gaat en zo de achtergrond van het probleem leer kennen en motivatie vind om er zelf iets aan te doen.
drieledigheid (denken, voelen en willen)
In de antroposofische menskunde wordt een koppeling gemaakt tussen de drie belangrijkste psychische functie en lichaamsfuncties. Zie ook de afbeelding rechts. De uitleg staat hieronder:
- Ons voorstellingsvermogen (denken) is verbonden met de zintuigen, de zenuwen en de hersenen. De belangrijkste werking daarvan vindt in het hoofd plaats en werkt vanuit daar door in ons hele lichaam.
- Onze wilsuitingen (willen) kunnen we koppelen aan de stofwisselingsprocessen. Die leveren energie op en zorgen voor bewegeingsprocessen. Het centrum van deze activiteiten ligt respectievelijk in de buik en de ledematen.
- Ons gevoelsleven (voelen) merken we vooral in het gebied tussen deze twee polen (denken en willen) en is verbonden met de processen van hartslag, bloedsomloop en ademhaling. Onze gevoelens en emoties komen op en gaan weer. Het centrum ligt in de borst.
Waar let een muziektherapeut op?
Wat ziet een muziektherapeut en waar wordt opgelet?
Het kan gaan over hoe iemand naar muziek luistert – is het dromerig, oppervlakkig of wordt er meebewogen. Wat komt er naar voren in het lied en in de stem; is die soepel, hees of zuiver van toon? En hoe zit het met het muzikale geheugen, de expressie en de voorkeuren?
Dit is allemaal informatie waardoor een muziektherapeut de cliënt beter kan leren begrijpen zo een passend belandelplan kan opstellen.
In de praktijk zien we dat bepaalde stoornissen of uitdagingen zich op specifieke manieren in muziek uiten.
Voorbeelden hiervan zijn:
Bij autisme zien we vaak starre patronen en een groot muzikaal geheugen.
Bij kinderen met bijvoorbeeld ADHD, die veel bewegen, merken we dat de muziek vaak kan versnellen of dat het moeilijk is om pauzes aan te houden, terwijl er vaak veel ritmevariatie aanwezig is.
Bij hechtingsproblemen worden de tonen tijdens het spelen vaak niet volledig ervaren en blijven ze rommelig of rauw.
EBP (Evidence Based Practice)
Evidence Based Practice is belangrijk in mijn muziektherapie. Het is gebaseerd op drie pijlers. Ten eerste wordt (1) het best beschikbare wetenschappelijke bewijs gebruikt, dat wil zeggen actuele onderzoeken en wetenschappelijke kennis. Ten tweede wordt rekening gehouden met (2) klinische ervaring en expertise, oftewel het professionele oordeel en de ervaring van de zorgverlener. Ten slotte zijn (3) de waarden en voorkeuren van de patiënt centraal, wat betekent dat de behoeften, wensen en levenssituatie van de persoon worden meegenomen bij het nemen van beslissingen. Samen vormen deze drie pijlers een evenwichtige en goed onderbouwde zorg of behandeling.